Het aspergeseizoen is in volle gang. Asperges zijn niet alleen lekker, ze zijn ook nog eens supergezond. Ze bevatten maar weinig calorieën, slechts 20 kcal per 100 gram, en bevatten veel vitamines, zoals A, C, E en K. Asperges bevatten daarnaast veel mineralen, zoals kalium, calcium, ijzer en magnesium. Daarnaast zijn asperges vochtafdrijvend, wat weer goed is voor de nieren. Tenslotte bevatten ze relatief veel vezels.
En dit geldt niet alleen voor de witte asperges, maar ook voor groene asperges. Het grote verschil tussen witte en groene asperges, is dat witte asperges onder de grond groeien en daardoor door een gebrek aan zonlicht bleek blijven. Er wordt namelijk geen chlorofyl geproduceerd. Groene asperges groeien wel in de zon, en krijgen daardoor hun groene kleur. Een ander verschil is dat witte asperges een harde schil hebben en geschild moeten worden. Witte asperges worden vooral in Noord-Europa gegeten en zijn daarbuiten ook nauwelijks bekend. Groene asperges worden met name in Zuid-Europa gegeten en komen daar ook voornamelijk vandaan.
Je weet dat je verse asperges hebt als je twee stengels tegen elkaar wrijft en dan een tsjirpend of piepend geluid hoort. Het topje moet stevig aanvoelen en de onderkant van de stengel mag niet ingedroogd zijn. Het is trouwens niet zo dat langere asperges beter zijn. Hoe langer de asperge, hoe meer je er eigenlijk vanaf moet halen, en hoe meer je dan dus weggooit. De beste kwaliteit asperge is zo’n 22 centimeter lang en circa 2 cm in doorsnede, egaal wit, geen oneffenheden en een gesloten kop. Je bewaart ze het best in een vochtige theedoek in de groentela van je koelkast, maar nog beter eet je ze zo vers mogelijk op.
